Sinds 1998 is Pastor Richard Schreurs bezig met het schrijven en publiceren van zijn preken op het Internet. Deze grote inspanning heeft ertoe geleid dat we nu een fantastische hoeveelheid van meer dan 650 preken online kunnen presenteren. U kunt deze preken vanzelfsprekend gebruiken als inspiratie voor uw eigen overwegingen. We stellen het echter erg op prijs als u dan ook uw bronnen wilt vermelden (www.lidwina.nl) zodat meer mensen het prekenarchief hier online komen bezoeken.
uitgestoken hand
[ vorige | lijst | volgende ]
Auteur: Past. Richard Schreurs
zondag 1 juli 2012 (13e d.h.jaar)
uitgestoken hand
(Het is de eerste vakantiezondag en ook nog een kermis hier in Best, dus houden we het kort)
Je komt ze niet elke dag tegen, maar ze zijn er wel: mensen die behoorlijk in de kreukels zitten.
Dat kunnen volwassenen zijn, die totaal onverwacht zonder werk zijn komen zitten of die een akelige ziekte hebben opgelopen, die mismaakt zijn en zo meer.
Het kunnen ook jonge mensen zijn, die elk contact met de ouders, met vrienden of vriendinnen zijn kwijt geraakt, weggekropen in hun eigen wereldje, zonder toekomst en zelfs zonder heden.
Je komt ze niet elke dag tegen, want ze mijden elk contact en de wereld om hen heen is er niet naar op zoek.
We leven met z’n allen in volle vaart, voorbij aan de mensen in de stille hoek, meer dood dan levend nog vóór ze zijn gestorven.
Voor heel wat probleemgevallen hebben we therapeuten, en instellingen en voorzieningen en opvangcentra, maar niet voor deze mensen, want die zijn er eigenlijk niet, terwijl ze er toch zijn.
Ze zijn er altijd geweest, maar je hebt er ook geen last van of het zou moeten zijn dat het iemand uit je familie is of uit de kennissenkring of iemand waar je toevallig tegen aan loopt.
Ja dan wel, maar wat dan?
In het evangelie van vandaag gaat het over twee of drie van dergelijke gevallen.
Een vader, Jaïrus, is ten einde raad.
Zijn dochter is meer dood dan levend, geen contact meer mee te krijgen; ze eet en drinkt niet meer, elk leven lijkt er uit geweken.
En verder een vrouw die uit de gemeenschap is gevallen, want lijdt aan bloedvloeiing, kan geen kinderen krijgen, hoort er in die cultuur niet meer bij.
Ze is haar tijd vooruit, want heeft haar vermogen aan artsenij uitgegeven zonder er baat bij te vinden.
Ook in onze dagen geen onbekend verschijnsel.
Geen mens ziet nog naar haar om.
En dan komt Jezus langs, een man die aan niemand voorbij loopt en ze waagt het erop het laatste beetje contact te krijgen.
En dat lukt.
Haar vertrouwen in Degene die open staat voor elke mens is haar redding.
Zo stelt Jezus zelf vast.
En met dat kind gebeurt hetzelfde. Jezus’ openheid naar haar, haalt haar uit haar verstijving.
Het contact is hersteld, maar ze moet ze wel gauw wat eten anders gaat het toch nog mis.
Twee voorbeelden van wat onbevangen openheid te weeg kan brengen.
Moeten we dit lezen als een bewijs van Jezus’ buitengewone gaven.
Dat mag.
Het lijdt geen twijfel dat Hij die gaven bezat.
Telkens als Hij die gaven aanwent is het wel om te verwijzen naar de nieuwe wereld zoals God , zijn Vader, die voor ogen heeft.
Daar zal niemand in de stille hoek worden gezet, daar staat iedereen voor iedereen open.
Er staat ook een boodschap in voor al degenen die volledig uit de boot gevallen zijn: Geef de moed moet niet op, kijk uit naar die uitgestoken hand.
Die is er vroeg of laat.
En laat je wegtrekken uit die donkere put.
Anderzijds is het ook een aansporing om open te staan en uit te kijken naar mensen aan de zijkant.
Misschien is het wel die jongen of dat meisje op weg naar volwassenheid, die onbevangenheid vraagt, geen therapie, maar openheid.
Misschien dat u of ik die uitgestoken hand mogen zijn.
Amen
Marcus 5,21-43
Toen Jezus weer met de boot naar de overkant gegaan was, verzamelde zich een grote menigte bij Hem. Dat was aan het meer. Daar kwam Jaïrus aan, een van de synagogebestuurders. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich aan zijn voeten en smeekte Hem dringend: `Mijn dochtertje is doodziek. Kom mee en leg haar de handen op,
zodat ze gered wordt en in leven blijft.' Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde Hem, en ze drongen tegen Hem op. Er was een vrouw bij die al twaalf jaar aan vloeiingen leed. Ze had veel te lijden gehad van allerlei dokters en alles uitgegeven wat ze had, en er geen baat bij gevonden; ze was er eerder op achteruitgegaan. Omdat ze over Jezus gehoord had, kwam ze door de menigte naar Hem toe en raakte van achteren zijn kleren aan. Want', dacht ze, 'als ik zijn kleren maar aanraak, zal ik gered worden.' Meteen droogde de bron van haar bloed op,
en ze voelde aan haar lichaam dat ze van haar kwaal was genezen. Maar Jezus, die zelf meteen voelde dat er een kracht van Hem was uitgegaan, draaide zich in de menigte om en zei: `Wie heeft mijn kleren aangeraakt?' Zijn leerlingen zeiden tegen Hem: `U ziet hoe de menigte tegen U opdringt, en U zegt: "Wie heeft Mij aangeraakt?" Maar Hij keek rond om de vrouw te zien die dat gedaan had. De vrouw werd bang en begon te beven, omdat ze wist wat er met haar gebeurd was. Ze kwam naar voren, wierp zich voor zijn voeten en vertelde Hem de hele waarheid. Maar Hij zei haar: 'Mijn dochter, uw vertrouwen is uw redding; ga in vrede, en blijf van uw kwaal verlost.' Hij was nog niet uitgesproken of daar kwamen mensen uit het huis van de synagogebestuurder om hem te zeggen: 'Uw dochter is gestorven. Wat valt u de meester nog lastig?' Maar Jezus, die opving wat er gezegd werd, zei tegen de synagogebestuurder: `Wees niet bang, heb maar vertrouwen.' Hij liet niemand met zich meegaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. Ze kwamen bij het huis van de synagogebestuurder, en Hij zag de drukte van huilende en rouwende mensen. Hij ging naar binnen en zei: `Waarom die drukte en die tranen? Het kind is niet gestorven, het slaapt.' Ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde ze allemaal naar buiten, nam de vader en moeder van het kind en zijn metgezellen mee, en ze gingen het vertrek binnen waar het kind lag. Hij pakte het kind bij de hand en zei haar: `Talita koem.' In vertaling betekent dat: Meisje, Ik zeg je, sta op. Meteen stond het meisje op en liep rond. Ze was twaalf jaar. Ze raakten buiten zichzelf van opwinding. Hij beval hun met nadruk dat niemand dit te weten zou komen, en Hij vroeg hun om haar eten te geven.