Sinds 1998 is Pastor Richard Schreurs bezig met het schrijven en publiceren van zijn preken op het Internet. Deze grote inspanning heeft ertoe geleid dat we nu een fantastische hoeveelheid van meer dan 650 preken online kunnen presenteren. U kunt deze preken vanzelfsprekend gebruiken als inspiratie voor uw eigen overwegingen. We stellen het echter erg op prijs als u dan ook uw bronnen wilt vermelden (www.lidwina.nl) zodat meer mensen het prekenarchief hier online komen bezoeken.
de selectie
[ vorige | lijst | volgende ]
Auteur: Past. R.J. Schreurs
Zondag 3 april 2011 (4e v.d. 40-dagentijd)
Een club of vereniging in leven houden is in onze tijd geen sinecure. Met de groei van de bevolking is het ledental meestal wel wat gegroeid maar niet navenant. Die malaise is niet te wijten aan de doelstellingen, want daar mankeert nog steeds niets aan. Toch is het moeilijk om overeind te blijven; geschikte bestuursleden, bijna niet aan te komen en vooral de betrokkenheid van de leden is flink ingezakt. Menige sportclub telt leden die niet of nauwelijks op de bijeenkomsten komen, sommige die zelfs slechts af en toe op de training zijn, tot ergernis bij het bestuur en de trouwe leden. Buurtverenigingen en ouderverenigingen kennen hetzelfde probleem en zangkoren die vierstemmig hebben ingestudeerd zien zich genoodzaakt het af en toe met drie stemmen te doen. Het verenigingsleven heeft voorspoediger tijden gekend. 50 Jaar geleden was het een eer om feestelijk achter het clubvaandel te mogen marcheren. Die verandering in betrokkenheid heeft allerlei oorzaken. Degenen die zeggen te weten hoe dat zit zijn onderling verdeeld en we zullen dat onderwerp voor een ander moment opsparen. Een ander facet springt naar voren: Bij de trouwe harde-kernleden valt keihard de vraag op tafel: Moeten we die randleden wel blijven handhaven? Dat is niet zo simpel te beantwoorden, want welke selectiecriteria moeten dan worden toegepast. Mensen die zelden of nooit acte de présence geven, maar wel de contributie betalen, dienen die er uit te worden gegooid? Ze steunen wel, zij het slapjes. Dan zijn natuurlijk hardliners die geen pardon kennen: Slechte leden ondermijnen de hele vereniging, dus eruit! In de grote kerkgemeenschappen gaat het misschien een ietsje milder, maar niet zo veel. Leden die een afwijkende visie er op na houden worden in het ergste geval geëxcommuniceerd, zodat ze geen deel meer mogen nemen aan de sacramenten of mogen niet meer deelnemen aan het Avondmaal. In andere gevallen wordt hun een spreekverbod opgelegd of worden ze op een af andere manier op een zijspoor gezet. Dat gebeurt dan onder het motto: “Beter een klein groepje zeer getrouwen, dan een hele hoop middelmaat of nog minder”. Deze aanpak vraagt om tegenwicht en daarom mag iedereen weten dat er wel degelijk echte steunpilaren voor de goede zaak zijn. Die worden dan naar voren geschoven, “zalig” verklaard worden of zelfs “heilig”. Ook in kerkgemeenschappen, de R.K.Kerk niet uitgezonderd, hangt het natuurlijk sterk af van wie er in het bestuur zit, welke criteria er worden gehanteerd en hoeveel geduld er kan worden opgebracht. Dat kan, net als in elke vereniging, in de ene periode totaal verschillen met de vorige.
Het evangelie van vandaag speelt zich af in een periode dat de hardliners het voor het zeggen hadden. Die blindgeborene paste niet binnen de joodse wetten die door de Schrifgeleerden en Farizeeën werden gehandteerd. Hij werd er uit gegooid en hij was niet de enige en de eerste(en niet de laatste). Maar in diezelfde periode treedt Jezus Christus naar voren. Hij neemt het op voor die blindgeborene, Hij behoudt het contact met een overspelige vrouw, met halfsoortige joden zoals Samaritanen, Hij stuurt zelfs een heidense officier niet weg, enzovoorts. Alweer wordt ons voorgehouden en voorgeleefd hoe de God van Joden en Christenen wil dat wij met elkaar omgaan. God zelf gooit niemand er uit en dat hoeft niet omdat de criteria worden bijgesteld, niet aan de hand van de hardliners, maar aan de hand van een Hem die een en al liefde is. Is meteen een handleiding voor ons omgaan met elkaar.
Het zou kunnen zijn dat u en ik een zaligverklaring en zeker een heiligverklaring mis lopen, maar het mag ons toch een troost en bemoediging zijn dat wat mensen ook aanvoeren om ons uit de selectie te gooien, God zelf heeft eindeloos geduld en gooit ons er nooit uit. Amen
Evangelie volgens Johannes 9,1-41
Bij het naar buiten gaan zag Jezus een man die al vanaf zijn geboorte blind was. Zijn leerlingen vroegen Hem: `Rabbi, waarom is hij blind geboren? Heeft hij dat te wijten aan zijn eigen zonde of aan die van zijn ouders?' Jezus antwoordde: 'Niet aan zijn eigen zonde, en evenmin aan die van zijn ouders. Nee, de daden van God moeten in hem openbaar worden. We moeten de daden van Hem die Mij gezonden heeft, verrichten zolang het dag is; de nacht komt, en dan kan men niet werken. Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht van de wereld.' Na deze woorden spuwde Hij op de grond, maakte wat slijk van zand en speeksel en streek dat op de ogen van de blinde. Daarna zei Hij tegen hem: Vooruit, ga u wassen in het Siloam-bad.' (Siloam wil zeggen: gezondene.) De man ging ernaartoe, waste zich en kwam ziende terug. Zijn buren en degenen die hem voordien vaak hadden gezien - hij was namelijk een bedelaar - zeiden: 'Is dat niet de man die altijd zat te bedelen?' `Inderdaad', zeiden sommigen. 'Welnee,' zeiden anderen, 'maar hij lijkt er wel op.' Maar hijzelf zei: 'Toch wel, ik ben het.' `Maar wat is er dan met je ogen gebeurd, dat je nu ineens kunt zien?' vroegen ze. Hij antwoordde: 'Een zekere Jezus maakte was slijk en streek dat op mijn ogen. Toen zei Hij: "Ga nu naar de Siloam om u te wassen." Ik ben dus gegaan, en toen ik mij gewassen had, kon ik zien.' Waar is die man?' vroegen ze. Dat weet ik niet', zei hij. Ze brachten de man die blind geweest was bij de farizeeën. Nu was de dag waarop Jezus slijk had gemaakt en zijn ogen had geopend, een sabbat. Daarom stelden ook de farizeeën hem de vraag hoe het kwam dat hij nu kon zien. Hij antwoordde: 'Hij deed wat slijk op mijn ogen, ik heb me gewassen en nu zie ik.' `Zo iemand komt niet van God,' oordeelden sommige farizeeën, `want Hij houdt de sabbat niet.' Andere merkten op: `Maar hoe zou een zondaar zulke tekenen kunnen verrichten?' Kortom, er was verdeeldheid onder hen. Ze richtten zich toen opnieuw tot de blinde: Wat denk jij ervan? Hij heeft toch je ogen geopend!' Dat Hij een profeet is', antwoordde hij. De Joden wilden niet geloven dat de man die nu kon zien ooit blind was geweest, zolang ze zijn ouders er niet bij geroepen hadden en hun de vraag hadden gesteld: 'Is dit wel degelijk die zoon van u die volgens uw zeggen blind geboren is? Hoe komt het dan dat hij nu kan zien?' De ouders antwoordden: 'We weten dat dit onze zoon is en dat hij blind geboren is. Maar hoe het komt dat hij nu kan zien, dat weten we niet. En wie zijn ogen geopend heeft, dat weten we evenmin.
Dat kunt u beter aan hem vragen: hij is oud genoeg, hij kan zelf zijn woord wel doen.' Zijn ouders spraken zo omdat ze bang waren voor de Joden. Want die hadden ondertussen besloten dat iedereen die Jezus als de Messias erkende, uit de synagoge gebannen zou worden. Dat was de reden waarom zijn ouders zeiden: 'Hij is oud genoeg, vraag het maar aan hem.' Toen riepen ze de man die blind was geweest voor een tweede verhoor bij zich: 'Wees nu eens eerlijk voor God! We weten dat die man een zondaar is.' Maar hij antwoordde: 'Of Hij een zondaar is, daar weet ik niets van. Wat ik wel weet, is dat ik eerst blind was en nu kan zien.' Wat heeft Hij met je gedaan?' vroegen ze. 'Hoe heeft Hij je ogen geopend?' Dat heb ik toch al verteld,' antvvoordde hij, 'maar u hebt niet geluisterd. Waarom wilt u het nog eens horen? Wilt u soms ook leerlingen van Hem worden?' Toen werden ze grof en zeiden: `Jij bent een leerling van Hem, wij zijn leerlingen van Mozes. Wij weten dat God heeft gesproken tot Mozes; maar waar Hij vandaag komt, daar weten we niets van.' Hierop gaf de man ten antwoord: 'Maar is dat nu juist niet merkwaardig, dat mensen als u niet weten waar Hij vandaag komt? En Hij heeft mij nog wel de ogen geopend. Naar zondaars luistert God niet, dat weet toch iedereen. Maar naar iemand die ontzag voor Hem heeft en zijn wil doet, naar zo iemand luistert Hij. Nog nooit heeft men gehoord dat een mens de ogen heeft geopend van iemand die als blinde geboren was.Als die man niet van God kwam, had Hij dat nooit gekund.'Toen voeren ze tegen hem uit: Wat? Jij die vanaf je geboorte een en al zonde bent, jij wilt ons de les lezen?' En ze gooiden hem eruit. Jezus hoorde dat ze hem eruit gegooid hadden,
en toen Hij hem teruggevonden had, zei Hij: 'Gelooft u in de Mensenzoon?' Hij antwoordde: Wie is dat, Heer? Dan zal ik in Hem geloven.' Toen zei Jezus: `U hebt Hem ontmoet: het is degene die met u spreekt.' 'Heer, ik geloof, zei hij, en hij wierp zich voor Hem neer. Daarop zei Jezus: 'Een duidelijke scheiding ben lk in deze wereld komen brengen: de nietzienden zullen zien, en de zienden zullen blind worden.' Enkele farizeeën in de buurt hadden dit gehoord en vroegen: 'Zijn wij soms ook blind?' Dan zou u zonder zonde zijn. Maar u beweert dat u ziet. En daarom zit u vast in uw zonde.