Sinds 1998 is Pastor Richard Schreurs bezig met het schrijven en publiceren van zijn preken op het Internet. Deze grote inspanning heeft ertoe geleid dat we nu een fantastische hoeveelheid van meer dan 650 preken online kunnen presenteren. U kunt deze preken vanzelfsprekend gebruiken als inspiratie voor uw eigen overwegingen. We stellen het echter erg op prijs als u dan ook uw bronnen wilt vermelden (www.lidwina.nl) zodat meer mensen het prekenarchief hier online komen bezoeken.
de zorg om wat verloren is
[ vorige | lijst | volgende ]
Auteur: Gusie
Zondag 10 maart 2013.
4e zondag in de 40-dagentijd.
De zorg om wat verloren is
Uit het evangelie hoorde u vandaag de gelijkenis van “de verloren Zoon”.
Het is een van de bekendste gelijkenissen die Jezus ons heeft verteld.
En als we eerlijk zijn, tenminste als ik eerlijk ben, kan ik de oudste zoon best begrijpen.
Hij werkt hard, past altijd netjes op en wordt daar niet voor beloond en hij is boos.
Woedend staat er zelfs.
En misschien is deze gedachte ook u niet vreemd: je doet altijd best, slooft je uit en dan mag je toch ook wel eens een dankjewel of een complimentje verwachten.
Zijn jongste broer die er in korte tijd al zijn geld doorheen draait en op hangende pootjes thuiskomt, wordt door zijn vader binnengehaald alsof hij Sinterklaas is.
Ik sprak laatst iemand die een zus in België had die een paar keer per jaar naar huis op bezoek bij hun ouders kwam.
“Als mijn zus kwam”: zo zei ze “Dan was er altijd van alles in huis, en werd er op het einde van de dag Chinees gehaald en van alles en nog wat. Maar voor mijn broer en ik, die allebei dichtbij woonden, allerlei karweitjes deden en altijd klaar stonden was dat niet nodig. Van ons was het “gewoon” dat we er waren.
En ze voegde er een beetje cynisch aan toe “ Tja, wat van ver komt is lekker”.
De zus in België ken ik niet, maar misschien denkt die wel: ik wou dat ik wat dichterbij woonde, dan kon ik wat vaker naar mijn ouders toe.
Mijn broer en zus boffen maar dat ze zo dicht bij wonen. Wie zal het zeggen?
De jongste zoon in het evangelie heeft zoals waarschijnlijk velen van ons, in ellende en door schade en schande geleerd wat echte liefde en vriendschap is.
Hij had volop vrienden, volop aandacht, zolang hij geld had.
Toen het op was, gaf niemand thuis.
Dan gaat hij terug naar huis, waarschijnlijk met lood in zijn schoenen.
En eenmaal thuisgekomen krijgt hij van zijn vader een warm onthaal en er wordt feest gevierd.
Onvoorwaardelijke liefde.
Misschien is het interessant om te kijken wie nu werkelijk “de verloren zoon” is.
De jongste zoon die op hangende pootjes terug naar huis komt en moet zeggen: “Sorry, ik heb het verkeerd gedaan”?
Of juist de oudste zoon?
Net als de broer en zus waar ik van vertelde krijgt ook hij voor zijn gevoel geen waardering. “loon naar prestatie” heet dat modern.
Ook hij moet over een drempel heenstappen.
Hij moet de grootsheid op kunnen brengen om ook zijn broer weer in de armen te sluiten en hem zijn misstap kunnen vergeven.
Misschien is hij, zijn wij allemaal pas echt verloren als we deze stappen niet kunnen maken.
Sorry zeggen en vergeven. Maar makkelijk is het zeker niet.
Het verhaal heeft ook een open einde.
Er staat niet: en ze leefden nog lang en gelukkig.
Dus wat de oudste zoon uiteindelijk gedaan heeft weten we niet.
Wat wel duidelijk is in het verhaal, is de liefde van de vader voor allebei de zonen.
Ik denk dat dit symbolisch is voor Gods onvoorwaardelijke liefde voor ons, Zijn genade en barmhartigheid voor ons allemaal.
En de wetenschap dat we nooit zover van Hem kunnen afdwalen dat er geen terugkeer meer mogelijk is.
Dat we bij Hem altijd thuis mogen komen.
Amen.
Lucas 15:1-3 + 11-32 De zorg om wat verloren is
Alle tollenaars en zondaars kwamen hem opzoeken om naar hem te luisteren.
Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’
Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis: ‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.”
De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte.
Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden.
Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden.
Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.
Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger.
Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.”
Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen.
Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.”
Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen.
Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.”
En ze begonnen feest te vieren.
De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans.
Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had.
De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”
Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren.
Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren.
Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”
Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen.
Hij was verloren en is teruggevonden.”’