Sinds 1998 is Pastor Richard Schreurs bezig met het schrijven en publiceren van zijn preken op het Internet. Deze grote inspanning heeft ertoe geleid dat we nu een fantastische hoeveelheid van meer dan 650 preken online kunnen presenteren. U kunt deze preken vanzelfsprekend gebruiken als inspiratie voor uw eigen overwegingen. We stellen het echter erg op prijs als u dan ook uw bronnen wilt vermelden (www.lidwina.nl) zodat meer mensen het prekenarchief hier online komen bezoeken.
zekerheden opgeven
[ vorige | lijst | volgende ]
Auteur: Hans vd Laar (13e zondag jaar B)
We hebben allemaal de overtuiging dat morgenochtend ook de zon weer opgaat en dat het ’s avonds weer donker wordt. Wetenschappers hebben zulke zaken ook onderzocht en op basis van allerlei gegevens uit het verleden en heden kunnen we daar ook wel vanuit gaan. We gaan er ook zomaar vanuit dat we ’s morgens ook weer wakker worden, dat ons huis er nog staat en dat je geliefde naast je ook weer wakker wordt.
We weten vrijwel zeker dat we weer naar het werk gaan, dat er salaris binnenkomt. We stappen in de auto met de overtuiging dat die het zal blijven doen tot aan je bestemming en zelfs weer terug. We kunnen ons verzekeren tegen allerlei schades en rampen en dat doen we dan ook massaal. Daarom gaan we ervan uit dat we veilig in vliegtuigen kunnen stappen, mobiel kunnen bellen al is het aan het andere eind van de wereld…..maar wat als je partner ziek wordt, jij zelf de boodschap krijgt dat ze je niet meer nodig hebben op je werk, als je kind na een test te horen krijgt, dat ze nooit goed zal leren rekenen…of als in Iran je na een demonstratie tegen de regering bent opgepakt, of bent neergeschoten, of als na een ramp je huis is ingestort…
Dan vallen al je zekerheden in duigen. Je vertrouwen in alles wat zo gewoon was, krijgt een enorme deuk. Daar wordt je onzeker van. We worden bang, angstig. Het leven staat op zijn kop. Hoe moet het verder? Kan het wel verder?
De synagogenbestuurder Jaïrus weet het ook niet meer. Zijn dochtertje ligt heel ziek in bed. Hij is wanhopig. We weten allemaal dat de mensen van de Joodse synagoge niet veel op hadden met die oproerkraaier Jezus, maar hij is wanhopig. Al de zekerheden van zijn leven en zelfs van zijn geloof zijn weggevallen. Het telt helemaal niet meer dat hij een goede baan heeft of wat ook, want zijn dochtertje is ziek. Zijn dochtertje..
Nee... ze heeft geen naam, want het gaat in dit evangelie niet om haar, maar veel meer om Jaïrus. Het gaat om zijn geloof zijn zekerheden, zijn wereldbeeld dat instort en hoe hij daarmee omgaat. Alles wat hij geleerd heeft, moet hij opgeven. Alles wat in de Joodse wet stond kan waar zijn zoveel als het wil, maar het komt voor hem hier en nu op vertrouwen aan.
Hij, als heersende persoonlijkheid, mag wat leren van die eenvoudige vrouw, die Jezus’ mantel aanraakt en dan verdwenen is in de menigte.
Jezus voelt het op een of andere manier en het komt tot een ontmoeting.
Mijn dochter, zegt Jezus, uw vertrouwen is Uw redding. Ga in vrede.
Maar wat is vertrouwen dan helemaal. Moet je daar je best voor doen. Kun je dat leren op school? Nee, niets van dat alles; vertrouwen is net niet iets doen, net niet iets presteren, net niet iets regelen, maar loslaten..zoals je een ballon loslaat, die vanzelf omhooggaat en zijn weg gaat. Vertrouwen is je leven in handen van een ander leggen, van De Ander, van God zelf, die we niet zien niet beheersen, niet kunnen controleren, van wie we nooit zeker zullen weten of wetenschappelijk kunnen bewijzen dat Hij bestaat. Hij is geen God die van veraf van bovenaf zomaar alles regelt. Hij is de dichtbije God, die je zomaar even mag aanraken aan de zoom van zijn mantel. Hij is degene die je geen goedkope troost geeft, maar die je bij de hand neemt als je hand in de zijne legt. Hij kan je ook niet garanderen, dat je huis niet afbrandt, dat je geen ongeluk krijgt, dat je kerk blijft bestaan of dat je nooit meer ziek wordt, maar wel dat Hij bij je is. Alle dagen van je leven.
Mk 5, 21-43
Toen Jezus weer met de boot was overgestoken, verzamelde er zich een grote menigte bij hem, en hij bleef aan het meer. Een van de leiders van de synagoge, die Jaïrus heette, kwam naar hem toe, en toen hij Jezus zag viel hij aan zijn voeten neer. Hij smeekte hem dringend: ‘Mijn dochter ligt op sterven; kom haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven blijft.’ Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde hem en verdrong zich om hem heen. 2 Onder hen was ook een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan. Ze had gehoord over Jezus, en ze begaf zich tussen de menigte en raakte zijn bovenkleed van achteren aan, want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik al gered worden. En meteen hield het bloed op te vloeien en merkte ze aan haar lichaam dat ze van de kwaal genezen was. Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht uit hem was weggestroomd. Midden in de menigte draaide hij zich om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ Zijn leerlingen zeiden tegen hem: ‘U ziet dat de menigte zich om u verdringt en dan vraagt u: “Wie heeft mij aangeraakt?”’ Maar hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had. De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar hem toe en viel voor hem neer en vertelde hem de hele waarheid. Toen zei hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede en wees genezen van uw kwaal.’
Nog voor hij uitgesproken was, kwamen enkele mensen tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven, waarom valt u de meester nog lastig?’ Maar Jezus hoorde dat en zei tegen de leider van de synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ Hij stond niemand toe om met hem mee te gaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. Ze kwamen bij het huis van de leider van de synagoge en zagen daar een groep mensen die luid stonden te huilen en te weeklagen. Hij ging naar binnen en zei tegen hen: ‘Waarom maken jullie zo’n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’ 40 Ze lachten hem uit. Maar hij stuurde hen allemaal naar buiten en ging met de vader en moeder van het kind en de leerlingen die bij hem waren de kamer van het kind binnen. Hij pakte de hand van het kind vast en zei tegen haar: ‘Talita koem!’ In onze taal betekent dat: ‘Meisje, ik zeg je, sta op!’ Meteen stond het meisje op en begon heen en weer te lopen. Ze was twaalf jaar. Iedereen was met stomheid geslagen. Hij drukte hun op het hart dat niemand dit te weten mocht komen, en zei dat ze haar te eten moesten geven.